✅ +6 miljoen YouTube views ✅ 18.422 scholieren maakten een account aan ✅ 18 jaar ervaring
Op basis van onze uitgebreide ervaring met het nakijken van economie examens 5 havo en 6 vwo hebben we een samenvatting gemaakt van onderwerpen die vaak in economie examens terugkomen. Gebruik het in je voordeel.
Basiskennis die je niet mag missen! Je weet precies wat de kenmerken zijn van de marktvormen monopolie, oligopolie, monopolistische concurrentie en volkomen concurrentie. Je weet dat aanbieders die actief zijn in de eerste drie marktvormen prijszetters worden genoemd en dat aanbieders bij volkomen concurrentie ook wel hoeveelheids-aanpassers worden genoemd. Je weet wat dit gegeven voor invloed heeft op de GO of prijsafzetlijn. Je weet tenslotte ook dat volkomen-concurrentie ook wel volledige mededinging wordt genoemd.
We zoomen nu in op één producent in een markt, of het nu om volkomen concurrentie gaat of een monopolie, de winst is maximaal bij het snijpunt van de MO en MK lijn en het break even punt is te vinden bij het snijpunt van de TO en TK lijn of van de GO en GTK lijn. Je kan ook de break even afzet en break even omzet aflezen uit een grafiek of berekenen.
(Prijs)Elasticiteiten geven aan hoe sterk de vraag naar een product of dienst wordt beïnvloed door een (prijs)verandering. Krijg je vragen over de elasticiteiten, schrijf dan eerst de formule op die je moet gebruiken! Je kan de formule opdreunen en je weet wat de uitkomst van de elasticiteit zegt over een product. Dus of het elastisch of in-elastisch is of dat het om een inferieur, primair of luxeproduct gaat.
Je weet precies wat het consumenten en producenten surplus is, kan het in een grafiek arceren (inkleuren) of berekenen. Tevens weet je wat de surplussen te maken hebben met de maatschappelijke welvaart.
Op de havo is wisselkoersen geen examenstof meer voor het examen van 2023 en van de betalingsbalans hoef je op de havo alleen de lopende rekening te kennen (dus niet de kapitaalrekening). Op het vwo moet je beide onderwerpen nog wel helemaal kennen.
Wanneer je naar een land gaat met een andere valuta, moet je euro’s omwisselen en heb je te maken met de wisselkoers. Op examens of toetsen komt dit onderdeel regelmatig terug, waarbij je niet alleen met wisselkoersen moet rekenen maar ook kan bepalen wat voor invloed een toename van de import of een toename van de export op de wisselkoers heeft.
Net zo zeker als dat Koningsdag op 27 april valt en er feest wordt gevierd zit er de laatste jaren in bijna elk economie examen wel een opgave over de speltheorie. Gegarandeerd punten scoren als je weet hoe je een dominante strategie en het Nash evenwicht bepaalt en vaststelt of er sprake is van een gevangenendilemma. Op de Havo moet je alleen een simultaan spel kennen, op het Vwo moet je ook een sequentieel spel kennen met een beslissingsboom. Bekijk de onderstaande les als de speltheorie nog niet helemaal duidelijk is.
Dit onderwerp is niet zo moeilijk als je de begrippen goed kent en kan toepassen. Welke begrippen hebben we het dan over?
Vraag je aan mensen waar economie over gaat, dan antwoord 90% “geld”. Tijdens het examen kan je sowieso één of meerdere vragen verwachten over primair inkomen (loon, pacht / huur, rente en winst) of inkomensoverdrachten (inkomen waarvoor geen tegenprestatie hoeft te worden geleverd). En natuurlijk is de kans groot dat ook inflatie of deflatie voorbijkomt. Zeg dan niet dat inflatie betekent dat je geld minder waard wordt, want dat klopt niet. Het minder waard worden van je geld is een gevolg van inflatie. Inflatie is namelijk een stijging van het algemene prijspeil. Tenslotte komen inkomen en inflatie samen als er koopkrachtberekeningen gemaakt moeten worden met behulp van NIC / PIC x 100 = RIC. Sinds het examen van 2021 mag je op de Havo ook de koopkrachtverandering berekenen door van de nominale loonstijging de inflatie af te halen. Dus zonder het gebruik van NIC : PIC x 100 = RIC.
In de economie gaat het erom mensen een voldoende waardig bestaan te bieden door middel van een voldoende hoog inkomen. Daarbij speelt het natuurlijk ook een rol hoe het inkomen over de bevolking is verdeeld. Verschillen in inkomen zijn niet slecht en leiden er juist toe dat mensen hun best doen, want je best doen leidt immers meestal tot een hoger inkomen. Te grote inkomensverschillen zijn echter onwenselijk. De personele inkomensverdeling (ook wel de Lorenzcurve genaamd | havo en vwo stof) en de categoriale inkomensverdeling (alleen vwo stof) geven inzicht in hoe het totale inkomen is verdeeld over de inwoners en inkomenscategorieën. Tevens moet je op zowel de havo als het vwo weten wat er bedoeld wordt met nivelleren en denivelleren.
Als je het goed doet kan je in de economie vanuit verschillende perspectieven naar zaken kijken. Bij welvaart leidt dit tot een welvaart in ruime en een welvaart in enge (nauwe) zin. Ik kijk het liefst op een ruime wijze naar de omgeving om mij heen. Welke wijze heeft jouw persoonlijke voorkeur?
Top dat je dit bekeken hebt. Je bent goed op weg om een economische held te worden!
Doe je examen en kan je basiskennis nog wel een boost gebruiken? Klik dan zeker even op de onderstaande knop.
Online examentraining | 💥slagen voor 34,95💥